Afbeelding
Foto:

Column Wim Daniëls: Zondagse soep

Algemeen Column

Vroeger aten wij op zondag zondagse soep. Meer gezinnen deden dat. Maar de zondagse soep was niet in elk gezin dezelfde soep. Ik weet niet meer precies wat de samenstelling was van onze zondagse soep, maar de basis ervan was in ieder geval bouillon van rundvlees, met groenten en kruiden erbij. En we hadden steevast balletjes in de zondagse soep.
Maar mij gaat het hier niet zozeer om de soep zelf, maar om het moment waarop die gegeten werd. Dat was op zondagmiddag rond de klok van één uur als er op de radio een man aan het woord was die met donderstem uitlegde wat er in de wereld allemaal loos was. G.B.J. Hiltermann was zijn naam, altijd met die voorletters erbij. Ik geloof dat hij zichzelf ook ‘Geebeejee’ liet noemen. Mijn ouders leken zijn wekelijkse praatje niet te kunnen missen. Vooral mijn moeder moest het horen. G.B.J. Hiltermann was van de leeftijd van mijn ouders, geboren in 1914, in Buenos Aires in Argentinië uit Nederlandse ouders. Mijn moeder was van Mierlo-Hout, mijn vader van Stiphout.

Vanaf 1956 had G.B.J. Hiltermann decennialang op zondag zijn praatje op de radio. Wij begonnen dan dus aan de soep. Maar ik ken een ander gezin dat ook naar Hiltermann luisterde, dat bij Hiltermanns praatje al aan het toetje toe was, altijd stoofperen, die in dat gezin op een zeker moment de naam ‘hiltermannetjes’ kregen. De volledige titel van Hiltermanns radiopraatje was ‘De toestand in de wereld volgens G.B.J. Hiltermann’. Nou, die toestand was volgens hem erbarmelijk. In mijn herinnering zag hij nooit ook maar ergens een lichtpuntje; overal was het bar en boos. Het maakte niet uit over welk land hij het had. Zelfs als hij over Luxemburg sprak, een land waarvan je toch het gevoel hebt dat daar nooit iets gebeurt, kreeg je de indruk dat het aan de rand van de afgrond stond. Kees van Kooten en Wim de Bie moesten het woord ‘doemdenken’ nog uitvinden, maar Hiltermann deed er toch alvast aan. Ik had als kind gemakkelijk een trauma over kunnen houden aan alle ellende die hij voortdurend over ons uitstortte terwijl we aan de zondagse soep zaten. En als hij klaar was met zijn praatje zei mijn moeder ook nog altijd: ‘Waar moet het toch heen met de wereld?’

Gelukkig kwamen daarna de aardappelen al snel op tafel met wat speklapjes en botersla erbij en vervolgens ook nog pap uit een literse fles, waarna we snel konden afruimen. Ik wilde naar de wedstrijd van het eerste elftal van ASV’33. En dat was heel andere koek dan waar Hiltermann over had gesproken. Wij hadden Theo Scheepers als fameuze en sierlijke keeper. En we hadden Tiny van de Rijdt, die elke vrije trap panklaar op het hoofd van Pietje Driessen kon leggen, die vervolgens gegarandeerd raak kopte. Ik dacht onder de wedstrijd weleens: laat die Hiltermann eens naar ASV komen kijken, dan praat hij wel anders. Maar nee hoor, nooit gezien.